Startpagina??? > ???Gastschrijvers??? > ???

Adrie Brands - De Ramp

??

Ik was zesen een half jaar toen de ramp het leven voor mij op Flakkee drastisch?? veranderde. Voor die tijd was ik - en datgold voor de meeste jonge kinderen uit Achthuizen - nooit van het eiland?? weggeweest. Na de ramp was de wereldplotseling veel groter geworden. Ik ontdekte dat er bossen en vennen waren,grote dorpen en steden met heel veel mensen. Ik maakte kennis met een kloosterannex een grote wasserij en een kruidentuin, met nonnen en fraters, eenspoorlijn, waar je moest wachten voor de spoorbomen, als er treinen langskwamen. Ik zag op de zoveel drukkere en bredere wegen de vele auto???s langsrazen. Hoe anders was dat op ons eiland. Door het gedwongen verblijf in Oisterwijk,de plaats, waar we ge??vacueerd waren, veranderde ons levensgevoel, maar eenmaalterug op Flakkee kwam het oude gevoel van beslotenheid en isolement weer terug.

Door demechanisatie in de landbouw en het gebruik van bestrijdingsmiddelen nam dewerkgelegenheid in de landbouw sterk af. De mensen uit ons dorp moesten elderswerk gaan zoeken. Velen vonden dat in Rotterdam in de havens en in het Botlekgebied,waar tientallen pijpleidingen werden aangelegd. Nederland was zo kort na deTweede Wereldoorlog volop bezig met de bouw van huizen, de aanleg van wegen ende ontwikkeling van de industrie. Op de akkers op het eiland, waar je vroegertientallen arbeiders uien zag wieden en aardappels rooien, reden nu machinesrond die het werk deden. Nog maar enkele arbeiders waren bij dit werkbetrokken. Aanvankelijk deden die machines het werk lang niet zo grondig alseerder de arbeiders, maar geleidelijk verbeterde de techniek en nam hetrendement van het machinegebruik toe.?? ??

Zaterdag31 januari 1953 woei er een hevige storm over het eiland. Je kon bijna niet overde dijk lopen. Het was koud en guur. ???s Avonds gingen er al verhalen rond over devloed die niet terug liep, en ook waren sommige mensen bang dat het water weleens over de dijk heen zou kunnen lopen. Achthuizen ligt in een binnenpolder,en tussen de buitendijk langs Haringvliet, Krammer en Volkerak en het dorpliggen nog een paar binnendijken. De kans dat Achthuizen onder water zou lopen bijeen dijkdoorbraak was niet zo groot als in de omringende dorpen. Iedereen ging,weliswaar wat ongerust, maar niet al te bang naar bed. Wat er echter die nachtgebeurde, was onvoorstelbaar. In het verleden zijn er vele overstromingengeweest, maar omdat niemand van de bevolking er ooit eentje had meegemaakt,dacht men dat die nu niet meer voorkwamen. De ramp was dan ook een completeverrassing voor de gehele eilandbevolking. Toch moeten er mensen zijn geweest,die wisten, dat een gebeurtenis als deze tot de mogelijkheden behoorde. Diekennis zal niet bij iedereen aanwezig zijn geweest, maar toch zeker bij hen dieop de hoogte waren van het effect dat storm en water bij stormvloed kanveroorzaken. Bij mijn weten is er echter geen enkele waarschuwing uitgegaanvoor wat zou kunnen gebeuren. Voortekenen moeten er volop geweest zijn, maar ikherinner me in dat kader alleen maar het verhaaltje, dat de hazen de dijkenhadden opgezocht.?? ????

De helezondagnacht stormde het vreselijk en wij lagen in bed te luisteren naar dewind. ???s Morgens begon de dag als iedere andere zondagmorgen. Mijn zus Hennieging om half acht naar de vroegmis en kwam gehaast terug met de mededeling, dathet water tot boven in de sloten stond en dat het nog steeds verder steeg. Het kwamal over de rand. Op de Nieuwbouw, zoals het wijkje waar wij woonden werdgenoemd, liepen de mensen bij elkaar naar binnen om te overleggen wat er gedaanmoest worden. Wat er zou kunnen gebeuren, was een vraag die niemand op datmoment goed kon beantwoorden. Op een gegeven moment gingen mensen dingen naarde zolder slepen. Mijn vader en mijn grote broers, Geert en Kees, zeulden degrote pekelton, gevuld met het vlees van het in het najaar geslachte varken,vanuit de kelder naar de zolder. Wij, de kleintjes, liepen er verloren bij.Waar mijn moeder was, weet ik niet meer. Me vasthoudend aan de rok van AntjeIJpelaar ben ik naar de dijk gelopen. Antje was een al wat groter buurmeisjedat altijd probeerde, mij daarmee een beetje plagend, een zoentje te geven. Wemoesten al een heel eind door het water baggeren. Op de dijk aangekomen zijn wenaar opa Brands gegaan. Ik weet niet wie nog meer bij mij waren. Misschienheeft Antje me daar gebracht. Het kan ook zijn dat er nog meer van ons gezingelijk met mij naar de dijk gegaan zijn. Voor mijn gevoel kwam ik in mijneentje bij opa aan. Een groot aantal familieleden zat al in het kleine kamertje.Door het raam keken we naar het nog steeds wassende water. De hele Galathese poldertegenover opa???s huis stond blank. De afrasteringen van de weilanden waren nietmeer te zien. Een koe die los uit de stal de wei in gelopen was, zat vast inhet weiland. Zij stond voor de draad en kon geen kant meer op. Na een tijdjezagen we haar niet meer. Ze was ondergegaan in het water.

Zo nu endan gingen mensen uit huis de dijk op om koeien naar een veiligere plek tedrijven. Ook werden deze gemolken, want melk was het enige dat we nog kondendrinken. De waterleiding had het begeven en het drinkwater was ge??nfiltreerdmet zeewater. Op de dijk was het moeilijk voor de mensen om zich staande te houden.De wind gierde langs je oren. Tegen de middag werd het wat minder, maar ???savonds wakkerde de wind weer aan. De Molendijk op Den Bommel en de Tilsedijk inZuidzijde waren ook doorgebroken. Aan de achterkant van opa???s huisje liep deBommelse polder helemaal vol. We waren nu volledig ingesloten. Halverwege de middagstonden we met een aantal mensen, onder wie ook kleine kinderen, op de dijknaar deze zee te kijken. De wind was wat afgezwakt. Plotseling was er paniek.Ellie van tante Bet was in het water gevallen en dreef weg van de dijk. Gelukkigbleef ze in een aalbesbosje hangen, waar ze snel uitgehaald werd.??

Het huisjevan opa Brands op de dijk zat stampvol familie. Om beurten mochten we in debedstee slapen. Dat gaf een veilig gevoel. Vanachter de gordijntjes door dekieren?? keken we de drukbevolkte kamer inen luisterden we naar wat daar besproken werd. Er was geen water, geen gas engeen elektriciteit. De kachel brandde op kolen die uit de schuur onder aan dedijk, net op tijd nog, naar het droge gebracht waren. Het vroor niet, maar degure wind zorgde er voor dat de temperatuur tegen het vriespunt aan liep.??

Zondagavondnam de wind weer in hevigheid toe en werd er gevreesd voor nog meerdijkdoorbraken. Het water was bij de op de vloed volgende eb niet veel teruggelopen en steeg bij de nieuwe vloed nog verder. De storm bulderde weer overhet eiland. Maandag verliep de dag in bang afwachten. Er was nog geen hulp vanbuiten gekomen en de mensen probeerden er van te maken wat er van te maken was.Gaten dichten in de dijken was onbegonnen werk. Koeien werden in veiligheidgebracht en ook werden er nog mensen uit de polder gehaald. Het gerucht gingdat alle honden en katten moesten worden afgemaakt, dit om besmettelijkeziekten te voorkomen. Dit gaf een hoop gedoe. Er waren boeren die, met hetjachtgeweer in de hand, de politieman die belast was met het afmaken van dehonden, probeerden te beletten om zijn taak uit te voeren. Een enkele hond iszo in leven gebleven, maar uiteindelijk gaf men, onder druk van het gezag en deargumenten, toe en werden de huisdieren allemaal doodgeschoten. Otto-Liesje,een oude onderwijzeres ???van de overkant???, werkzaam aan de Openbare school in deLangstraat, zat nog in haar huisje op de Nieuwbouw. Ze was?? naar de slaapkamer boven gevlucht. Dat werdpas op maandag ontdekt. Als bijna de enige andersdenkende in het dorp ??? zij wasprotestant - had ze weinig contact met de buren. Onder veel protest is ze methaar katten uit huis gehaald en met een roeibootje naar de dijk gebracht. Dekatten moesten worden afgemaakt. Hoe erg ze dit vond liet ze duidelijk blijken.De Achthuizenaren konden voor haar houding in de ontstane situatie echterweinig begrip opbrengen. Zo sentimenteel werd er niet met katten omgegaan. Eenhond verliezen, ja dat was jammer, maar een kat, daar zeurde je niet over.

Later op maandagmiddagkwam de hulpverlening van buiten op gang en gingen we iets merken vangeorganiseerde acties. We zagen helikopters van de Sabena overvliegen. Eentje,door de harde wind in moeilijkheden gebracht, moest in Achthuizen eennoodlanding maken. Met deze helikopters zijn op het eiland, vooral in OudeTonge, veel mensen van de daken gehaald. Later kwamen er ook amfibievaartuigenover de dijk en door de polder naar Achthuizen. De plaatselijke overheidprobeerde door gerichte maatregelen sturing te geven aan wat er te doen stondin deze totaal nieuwe en verschrikkelijk moeilijke situatie.

https://picasaweb.google.com/110753431411567941042/6490084993518033345#6490085231842758690

Bij dehulpverlening ging er wel iets meer mis. Op 10 februari 1953 zou een EngelseSikorsky-helikopter hulpgoederen brengen in Achthuizen voor de mensen die nietge??vacueerd hoefden te worden. De piloot wilde landen in de buurt van hetLesje, ongeveer ter hoogte van het huisje van mijn opa Brands, maar enkeleseconden voor de landing blies een windvlaag het toestel van de dijk. Dehelikopter was total loss. De piloot kwam er met een nat pak vanaf. ??

Veelbekijks trok dit toch spectaculaire ongeluk niet, want op dat moment waren vrijwelalle mensen in Achthuizen al ge??vacueerd. Alles was kapot, veel huizen waren voorlopigonbewoonbaar, besmettelijke ziekten dreigden. Winkels konden niet wordenbevoorraad, normaal verkeer was niet meer mogelijk. De dijken moesten eerst gedicht,en ook andere herstelwerken moesten op grote schaal worden uitgevoerd. Op heteiland blijven was geen optie. Toch riep de evacuatie hier en daar protest op,vooral bij jonge mannen. Boekhouders en kantoorpersoneel kwamen ???van deoverkant??? om te werken aan de dijken, en jonge stevige kerels die gewend warenvan ???s morgens vroeg tot ???s avonds laat in de klei te staan, moesten van heteiland af. Mijn broer Geert vond het heel erg, dat hij niet terug mocht om tehelpen. Hij heeft wel geprobeerd om toestemming daarvoor te krijgen.

Woensdagmiddagop de vierde dag van de watersnood mochten wij vertrekken. Met een platte wagenmet een tractor ervoor werden we naar Sluishaven gebracht. Overal om ons heenwas water. Hier en daar waren gaten in de dijk waar het water door naar binnenstroomde. Aan de richting van de stroming kon je zien, of het eb of vloed werd.De getijden zetten zich gewoon door in ons ondergelopen land. Toen we Sluishaventot op een kilometer genaderd waren, moesten we allemaal van de wagen en met debagage die we bij ons hadden het laatste stuk te voet afleggen. Vlak voor dehaven was een groot gat in de dijk geslagen. Over dit gat had men met balken eenprovisorische brug geslagen. Hier moesten wij overheen. Het was doodgriezelig. Onderde balken zag je het water door het gat in de dijk kolken. De boot lag op onste wachten. De storm was al een paar dagen voorbij. De overtocht verliep danook gladjes. Op Dintelsas stonden bussen klaar om ons verder het land in tebrengen. West-Brabant stond ook blank, maar het water stond hier niet zo hoogals in Achthuizen. De chauffeur moest zijn bus heel voorzichtig door deweliswaar ondiepe, maar levensgevaarlijke binnenzee sturen. De bomenrijen langsde ondergelopen wegen dienden als bakens die ervoor zorgden dat hij niet in de ondergelopensloten reed. We leken op het Joodse volk, zich een weg banend door de Rode Zee,maar dan zonder donder en geweld en opstaande muren van water. Ik werd tijdensde rit volledig in beslag genomen door wat er om mij heen gebeurde en wat ikallemaal zag: rijden door het water, boerderijen die met hun dak net boven hetwater uitstaken, lange rijen bomen die ons de weg wezen. Ik vond het allemaalgeweldig fascinerend. Ik heb mijn ervaringen later nooit echt kunnen delen metmensen die dit ook moeten hebben meegemaakt, vandaar dat ik hier een poging doedit alles alsnog te vertellen. Ik weet niet meer waar tijdens de reis mijnfamilie was, mijn vader en moeder, mijn broers en zusters. Ze warenongetwijfeld ook in de bus, maar ik heb daar geen enkele herinnering aan. Ikkan me ook niet herinneren dat we daar later met elkaar over gesproken hebben.??

https://picasaweb.google.com/110753431411567941042/6490084993518033345#6490085230092932610

De busbracht ons naar een opvangplaats. Ik heb altijd gedacht dat die in Breda was,maar het was in de veehal van Den Bosch. Het was daar erg druk. Overal zag ik mensenmet wat schamele bagage en bange onzekere gezichten. Van mijn moeder en mijnzusjes heb ik een foto. Ze zitten bij een tafeltje, waar een ober een kopjekoffie serveert. Aan mijn moeder worden vragen gesteld door een man in eenregenjas, een journalist. Ik sta zelf niet op deze foto, maar ik herinner menog de mooie, jonge vrouw die bij hem is. Zij probeert mijn moeder gerust testellen, maar die reageert daar niet zo op. Ze kijkt enigszins wezenloos enbang om zich heen, haar man zoekend die buiten beeld vlakbij haar staat. Op devragen van de journalist lijkt ze niet te reageren. Ze heeft mijn zusje Rietjeop schoot. Mijn grote zus Hennie heeft zich over Corrie ontfermd.??

In deruimte waar we verbleven waren tafels vol met kleren, schoenen en speelgoed. Wehadden geen andere kleren dan die we aan hadden en waren blij om hier van allesuit te mogen zoeken. Tussen de bergen textiel vond ik iets dat speciaal mijnaandacht trok, ??een soort overall voor inbed met voetjes er aan. Het was een hansopje, vertelden ze me later. Dit kindernachtpakjezou een belangrijke rol gaan spelen in de eerste dagen van onzeevacuatie.??

Het was alstikdonker toen we weer de bus in moesten om verder te gaan, ik had geen ideewaarheen. We reden door een stad. Dat zag ik aan de neonreclame. Ik had het nooiteerder gezien. Ik hoorde rinkelende bellen. Daarna reden we over eenspoorwegovergang en stopten een eindje verder voor een groot gebouwencomplex,het nonnenklooster in Orthen bij Den Bosch. Hier zouden we voorlopig blijven.De eerste avond zagen we niet veel van de gebouwen en de omgeving. We moestennaar bed. Waar iedereen was, blijft voor mij weer een groot raadsel. Ik stond opeen grote zolder met spanten en balken, planken vloer en dakbeschot. De zolder wasingedeeld in kleine ruimtes door middel van gordijnen en schermen. In de zoingerichte kleine ruimtes stonden stapelbedden. Ik kreeg een bed toegewezen.Hier kon ik slapen. Er zou op me gepast worden, denk ik. Ben ik bang geweest,zo alleen op die grote zolder, nog maar net iets ouder dan mijn kleinzoontje Daannu, jonger dan Sofie? Ik weet het niet, maar ik denk het wel. Ik plaste nogregelmatig in mijn bed. Het was koud, februari, er zal geen centrale verwarminggeweest zijn. Alsof de voorzienigheid daarvoor gezorgd had, kwam nu mijnhansopje van pas. Onder de dekens, helemaal daarin opgesloten, vond ik de rust,de veiligheid en de warmte die ik nodig had om in slaap te komen. Mijn voeten,omsloten door de sokjes die geen einde leken te hebben en helemaal tot mijn nekgingen, gaven mij zo???n gevoel van veiligheid, dat ik dit nu nog na kan voelen.Later toen ik groot was en dingen moest doen, waar ik bang voor was of die ikspannend en moeilijk vond, voelde ik in mijn voeten, als in een d??j?? vu, de rust en het vertrouwen om te doen wat te doen stond.

In hetklooster kregen we brood met gekleurde hagelslag en worst. We mochten in detuin de planten water geven met een zinken gieter. De nonnen werkten in demoestuin en wij hielpen hen met allerlei karwijtjes. Het klooster had ook eenwasserij met grote wasketels en mangels om het water uit het wasgoed te wringen.Ook stonden er grote strijkmachines. Deze leken op mangels, grote rollen dietegen elkaar indraaiden en het wasgoed zo glad als een aal persten. De was,gehaald en teruggebracht door kleine vrachtwagentjes, kwam van hotels enbedrijven. De evacu??s hielpen mee in het klooster waar ze konden, ook in dewasserij.??

Behalveons gezin waren ook de gezinnen van tante Bet en dat van Kaat de Waal, burenvan ons in Achthuizen, ??in het kloosterondergebracht. Tussen moeder en Kaat boterde het niet zo. Ze konden inAchthuizen al niet met elkaar opschieten, en nu ze in een kleine ruimtegedwongen samen waren, ging het helemaal niet. Er ontstond al gauw ruzie overhet schoonmaken van de badkamer. E??n van de kinderen had in bad gepoept en ditwas niet opgeruimd door de ouder. Er zullen nog wel meer ruzies geweest zijn. Opeen bepaald moment ging het niet meer en werd er besloten dat ons gezin en datvan tante Bet weg moesten uit het klooster. Wij werden overgebracht naar deStaalberg in Oisterwijk. Dat was een vakantiekamp met nieuwe houten huisjes.Deze waren nog niet gebruikt en nog maar net klaar. Ieder gezin kreeg eenhuisje. De gaarkeuken was voor algemeen gebruik. Daar moesten we ons warm etengaan halen. Ik zie me nog staan met mijn pannetje om de aardappels en de groentein te doen.

DeStaalberg lag ongeveer drie kilometer van de school. We gingen er te voet naartoe, eerst door een dennenbos langs vennen met zwanen er in, dan langs hethertenkamp en via een verharde weg naar het dorp. De school, waar fraters descepter zwaaiden, lag niet ver van het spoor. In Achthuizen had ik nooit eenbos of ven gezien.Voor mij was de omgeving totaal nieuw. Alles leek hierontzettend groot en ik voelde me een heel klein jongetje onder die grote dikkebomen. Geert en Kees, mijn oudste broers, ??hoefden niet naar school en liepen de hele dagmaar wat rond.

Na viermaanden waren de polders rond Achthuizen weer droog. Pa, Geert, Hennie en Keeskonden naar huis om de boel schoon te maken. Er lag een dikke laag slik op devloer. Overal lag wrakhout en het was een vreselijke rotzooi. Na een tijdjemochten ook wij naar huis.