Startpagina??? > ???Eigen schrijfsels??? > ???

Tilsedijk B30, Zuidzijde


Deze foto isgemaakt in juni of juli 1947, kort voor de geboorte van mijn zusje Henny in augustusen na mijn Eerste Communie, eind mei. Die vond destijds plaats aan het eind vande eerste klas lagere school, voor mij was dat het schooljaar 1946-1947. Op defoto staan - van links naar rechts: mijn broertje Thijs, mijn zusje Tiny enmijn persoontje. Ons huisje stond aan de Tilsedijk in Zuidzijde, gemeente DenBommel, ter hoogte van waar nu de boerderij/annex winkel van Nico Osseweijerstaat. Het huisnummer was B30. Vanuit de ramen keken we uit over de polder deTille. Het huisje maakte deel uit van een blokje van twee. Rechts van het raamzonder blinden - hun huisje is op de foto niet zichtbaar - woonden Giel van deKlundert en zijn vrouw Mina Hameeteman. Aan weerszijden van het blokje stondentwee boerderijtjes, 150 meter naar links dat van Lauw Arensman en 50 meter naarrechts dat van Hans den Braber. Hoe oud het huisje was, weet ik niet, heel oud,minstens honderd jaar.

Ten tijde van defoto bestond ons gezin uit vijf personen: mijn vader, Rens Koene (34), mijnmoeder, Jans Vervloet (32), ik, Cor (7), Thijs (6) en Tiny (bijna 2 jaar). Mijnmoeder was toen in verwachting van mijn zusje Henny. Later zouden hier nog tweezusjes van mij geboren worden, Corrie in 1948, en Ella in 1950. In februari van1947 was mijn broertje Zegertje overleden (3). Een regelmatige gast in onshuisje was mijn opoe, Kaatje Vervloet-Huibrechtse. Zij had bij de evacuatie in1944 haar huisje in de Langstraat moeten verlaten en was met ons meegegaan naarRotterdam.


Kort na de komstvan mijn zusje Henny ging ons gezin op de foto in ons kleine huiskamertje.Achter mij is het gordijn zichtbaar van ????n van de bedsteden. Links naast mijnvader is de deur naar de kelder. De deur achter mijn moeder is die van eenkast. Mijn broer staat naast de kachel, met op de schoorsteenmantel een klok. Daarbovenhangt een spiegel. Links onder is nog een afhangend deel van het tafelkleedzichtbaar. Moeder zit met de baby in een leunstoel. Voor deze foto zijn we doormoeder speciaal mooi aangekleed. Mijn vader, mijn broer en ik hebben eenstropdas aan, en Tiny haar mooiste jurkje. Ook dragen mijn broer en ik galgenom onze broek op te houden, evenals mijn vader, maar die van hem zitten onderzijn jasje. Alle haartjes zijn vooraf door moeder keurig gekamd. Mijn vaderhoudt Tiny, die op de rand van de leunstoel zit, stevig vast.

Mijn ouders woondenna mijn geboorte eind 1939 een tijdje in bij mijn opoe in de Langstraat. Inhaar huisje - het staat er nog! - ben ik geboren. In 1940 betrokken ze hethuisje aan de Tilsedijk. De vorige bewoners waren Koos van Zanten en zijnvrouw. In 1941 werd hier mijn broer Thijs geboren, in 1943 mijn broertje Zegertje.Wij hebben er gewoond tot 1 februari 1953, toen het met de watersnoodgrotendeels werd vernield, waarna het moest worden afgebroken. Van eindfebruari 1944 tot eind mei 1945 stond het huisje leeg, omdat het eiland op lastvan de bezetter werd ge??nundeerd. Wij moesten dus ge??vacueerd worden, eerstnaar Rotterdam, en kort daarna naar Stedum in Groningen. In Rotterdam zouden wemaar enkele weken blijven. We kregen onderdak bij de familie De Ruiter. Diewoonde in een houten huisje aan het spoor, niet ver van het Afrikaanderplein.Daar ging ik zelfs nog even naar de kleuterschool. Van ons verblijf inRotterdam heb ik maar ????n fotootje, maar wel een heel bijzonder exemplaar. Hetis de enige foto waar Zegertje op staat, gemaakt voor het huis van De Ruiter.Op de raamlijst zit Thijs, die net drie jaar is geworden. Ik ben zo gaan staandat ik hem tegen kan houden als hij zou vallen. Achter het raam is opoe te zien,en naast haar moeder met het zeven maanden oude Zegertje op de arm.?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ????



Begin mei 1944 kregenwe woonruimte bij de familie Tilma in Groningen. Eind mei 1945 - de oorlog waskort daarvoor afgelopen - keerden we vanuit het Groningse Stedum terug naarFlakkee. We kwamen met de boot aan op Den Bommel. Lopend zijn we over deSchaapsweg naar de Stoof gegaan, waar tante Dien en ome Jan Stoop met hun gezintijdelijk een onderkomen hadden gevonden bij opa en opoe Stoop. Omdat hethuisje veel te klein was om ons allemaal te herbergen, liepen mijn vader enmijn moeder samen met tante Dien???s oudste dochters Annie (13) en Katrien (12)meteen door naar Zuidzijde, naar ons oude huisje aan de Tilsedijk B30, dat wezestien maanden eerder hadden moeten verlaten. Het verkeerde in een abominabelestaat, vervuild, verstoft, en vol ongedierte. De spinraggen hingen aan dezoldering, en wat ooit behang was geweest, droop in flarden van de muren. Debuitenkant was eveneens een gribus. De achtermuren waren verschrikkelijkaangetast door het zoute water. Je kon precies zien hoe hoog het had gestaan.Er zat geen spatje verf meer op de buitendeur, en welke kleur de blinden voorde ramen hadden gehad, was ook niet meer te zien. De planken van het achter hethuis staande schuurtje, half verbonden met het huisje, waren totaal verrot. Wekonden er met onze kinderduimpjes zo gaatjes in drukken. Mijn ouders en de tweenichtjes lieten er geen gras over groeien en zetten zich aan de schoonmaak. Hethuisje was piepklein, een huiskamertje van amper 15 m2 met een nog kleinerkeukentje - het ???vooruus??? -, twee bedsteden en daaronder een laag keldertje,dus in een paar uurtjes was het werk gedaan. Boven het huiskamertje en hetkeukentje bevond zich een zoldertje, dat met een los laddertje te bereiken wasdoor een vierkant gat in de zoldering. Het laddertje lag altijd op de zolder enals je het nodig had, moest je het, je armen rekkend, naar beneden trekken. Deschoonmaak was uiteraard nog lang niet gedaan zoals moeder het wilde, maar wekonden er in ieder geval in.

Mijn vader brachtde nichtjes terug naar de Stoof ??en namons weer mee naar huis. Al was ons dijkhuisje een krot dat voor de evacuatie eigenlijkal niet bewoonbaar was, laat staan nu, waren we allen ontzettend blij om weerthuis te zijn. Dat gevoel kan ik nu nog soms terugroepen. We moesten uiteraard weleven wennen, want het was niet meer helemaal zoals het was geweest. Voor enachter ons huis lagen de polders, de Tille en de Bommelse polder, er kaal enmodderig bij. Je kon er niet aan zien, dat ze ooit bewerkt waren geweest. Deverzilte grond moest opnieuw ontgonnen worden. De sloten en kreken waren totaaldichtgeslibd en moesten weer op diepte worden gegraven. Grote groepen werkluiwaren daar al mee bezig. Bij ons aan de dijk waren het vooral gevangenen,voormalige N.S.B.-ers en bewakers uit de Nederlandse en Duitse kampen. Het wasruig volk, datconstant bewaakt werd door Nederlandse wachten, die er met een geweer op deschouder rondliepen. Omdat nog niet alle ellende uit de oorlogsjaren tot deplaatselijke bevolking was doorgedrongen, ook niet tot mijn moeder, begreep zijniet waarom de gevangenen zo genadeloos hard werden aangepakt. Uit medelijden metde twee mannen die vlak voor ons huisje aan het modder scheppen waren bood zijkoffie aan. Een bewaker stak daar een stokje voor. ???Nee, vrouwtje, niet doen,die grote kerel heeft in een kamp op een vreselijke manier mensen mishandeld. Endat kleine onderkruipertje was een verrader van het ergste soort.?????????????????????

Mijn vader waslandarbeider. Hij werkte bij een boer een eindje verderop aan de Tilsedijk, inde richting van Den Bommel, Leo Jacobs. Deze had meestal een zestal arbeidersaan het werk, bij drukte wat meer en in rustiger tijden wat minder. Dewerkzaamheden bestonden uit het wieden en oogsten van uien, aardappelen, suiker-en voederbieten. Daarnaast verdiende mijn vader wat bij door uien ???om de derde???te houden. Van een boer huurde hij een stuk land met uien, dat hij in deavonduren moest onderhouden. Van de oogst kreeg hij een derde. Die uien kon hijvrijelijk verkopen. Het hele gezin hielp hieraan mee. Ook moesten wij alskinderen aardappels en tarwe ???lezen???. Dan raapten we de aardappels en tarwehalmenop die na het oogsten waren blijven liggen. De aardappels waren deels vooreigen consumptie, deels voor de twee slachtvarkens bestemd. De tarwe was voorde kippen. Ondanks die noeste arbeid hadden mijn ouders grote moeite om dehoofdjes boven water te houden.??

Zoals al gezegd, onshuisje was heel klein, met een totale oppervlakte van niet meer dan 30 m2: tienmeter lang en drie meter breed. Het had een keukentje (achter het raam met deblinden) en een woonkamertje (achter het andere raam). Achterin hetwoonkamertje waren twee bedsteden, met daartussen een deur naar een keldertje,dat onder beide bedsteden doorliep. In de ene bedstede sliepen mijn ouders, inde andere de kinderen. Later toen er meer kinderen kwamen, moesten de oudstekinderen op de zolder slapen. Het huisje had ????n ingang, aan de linkerkant vanhet keukentje. Deze deur had ooit een klink gehad, maar die werkte allang nietmeer. Boven de keuken en het woonkamertje was het zoldertje. Daar stond eenledikant, waarin twee kinderen konden slapen. Door een paar gaten in het dakkon je de sterren zien. Om de regen buiten te houden had mijn vaderkunstmestzakken tegen het dak getimmerd. Daar mochten we niet met onze vingerstegenaan drukken, dan ging het alsnog lekken. Tegen de achtermuur van onshuisje was er een schuurtje gebouwd, waarin we een geit hielden. De wanden warenvan hout, maar dat was volledig verrot. Om de wind tegen te houden had mijnvader een laag stro tegen de wand bevestigd.????

We hadden welwaterleiding, maar geen elektriciteit, en ook geen wc. Die stond buiten achterhet schuurtje. Het was een houten hokje met een grote emmer. Boven de emmer lageen plank met een gat erin dat afgesloten kon worden met een deksel. Als deemmer vol was, kieperde mijn vader die leeg in de sloot achter ons huis. Alswij kinderen ???s nachts onze behoeften moesten doen, mochten we gebruik makenvan de po die onder de bedstee van mijn ouders stond. Omdat er geenelektriciteit was, hadden we in ons woonkamertje gasverlichting: een lampje meteen ragfijn kousje. Dat kon je aansteken door het gaskraantje open te draaienen er een brandende lucifer bij te houden. Het kousje mocht je niet aanraken,want dan ging het stuk. Om het gaskousje zat ter bescherming een geel kapje.Als er bij het openen van de buitendeur onverhoeds een windvlaag kwam, kon hetkousje zo maar kapot gaan. Als er dan geen reserve beschikbaar was, stak mijnmoeder een paar kaarsen aan. Erg veel licht gaf dat niet. Ik las graag en moester dan vlak bij gaan zitten.

In de keuken haddenwe een gasstel waarop werd gekookt en water warmgemaakt. In het woonkamertjestond een grote kachel van het merk Fram. Ook daarop werd voedsel en waterwarmgemaakt. De kolen voor deze kachel, eierkolen, zaten in een kit die naastde kachel stond. Als die kit leeg was moest iemand daarmee naar de schuur omdaar kolen te scheppen. Zodra de kolenbak leeg dreigde te raken, kocht mijnvader nieuwe kolen bij de kolenboer op Den Bommel. Die bracht ze dan met eendoor een paard getrokken kar. In de winter van 1947 was het zo glad, dat dekolenboer het niet aandurfde er-op-uit te trekken. Mijn vader moest toen metmijn broertje en mij op de slee naar Den Bommel lopen. Ons huisje was nooithelemaal warm te stoken. In de winter zaten we dan ook steevast dicht bij dekachel. Het was niet altijd even gemakkelijk die ???s morgens aan te krijgen. Bijde kolen werden dan wat houtjes en papier gegooid, en met een scheutje petroleumerbij lukte het uiteindelijk wel. In de winter werden wij dicht bij de kachelgewassen, om de beurt in de tobbe. ???s Maandags deed moeder de was. Het wasgoedging in een grote ketel op de kachel, waarna alles op een lange plank die overde tobbe lag werd geschrobd. Het drogen was een groot probleem. De helewoonkamer werd benut om kleren op te hangen. Bij mooi weer hing moeder zebuiten aan een waslijntje op.

Op de altijdvochtige stenen buitenmuur van de woonkamer zat behang. Maar daarop verschenenal snel natte plekken en dan moest er opnieuw behangen worden. De muurtjes tussende bedsteden waren van groen geverfd hout. De vloeren waren overal scheef. Inde woonkamer liep de vloer oplopend. Knikkers die je van links naar rechtsgooide, rolden vanzelf ??terug. Deinrichting van ons huis was erg eenvoudig. In de woonkamer stonden behalve een bescheideneettafel met vier stoelen, een leunstoel, een dressoir en een linnenkast. Op devloer lag zeil met onder de tafel nog een vloerkleedje.


Deze foto is op 9 februari 1953 gemaakt door G. v. d. Werff enverspreid door het ANP. Joke van Rumpt stuurde me deze foto toe. De polder deTille is een ware zee, zoals mijn broer die zag toen hij op 1 februari rondhalf negen ???s morgens uit het raam keek. Op de voorgrond is het provisorischgedichte gat in de dijk te zien tussen de boerderij van Kees den Braber en deLageweg. Dit gat is ontstaan op het eind van de middag van 1 februari. Mijnmoeder en de kinderen waren toen al lang weg, gevlucht naar ???t Hoagerhuus???, eenhoger gelegen plek in Zuidzijde.

??

Het huis met de witte muur was van ons. Die muur was de scheidingtussen ons huis en dat van de buurman, met andere woorden: het huis van debuurman is hier al volledig verdwenen. Aan de andere kant van ons huis was erook een gat in de dijk. Daarin was de keuken van ons huis gevallen. Wat er opde foto nog te zien is zijn de restanten van het woonkamertje. Omdat de fotovanaf deze kant is genomen, kun je niet zien hoe weinig er van ons huis isovergebleven. Later is dat resterende gedeelte afgebroken. Mijn vader heeftkort na de ramp nog een ton met spek gehaald uit de kelder, die vanuit wat vanhet huis restte nog te bereiken was. Die ton had onder water gestaan, maaromdat het spek gepekeld was en de inhoud was afgedekt met een zware steen, waser niets mis mee. We hebben er na de evacuatie in Maassluis nog ruim een halfjaar van gegeten.

??

Op de foto zie je goed hoe het met de dijk gesteld was. De trekkerrijdt over de kort ervoor neergelegde zandzakken over het gat. De dijk was heelbroos. Ik heb Theo Jacobs, die bij de herstelwerkzaamheden betrokken was, weleens horen zeggen dat je de dijk soms voelde bewegen, als je er overheen liep.

??

Dat mijn moeder die 1e februari, geschrokken van demeters hoge golven, met de kinderen naar een hoger gelegen deel van Zuidzijdevluchtte, was een wijs en kordaat besluit. Giel van de Klundert had haar nog gezegddat het overal hetzelfde was, dus dat het niet uitmaakte waar je je bevond,maar daar was zij het niet mee eens. Gelukkig heeft Giel het advies van mijnmoeder ter harte genomen. Anders waren hij en zijn vrouw ongetwijfeld in deproblemen gekomen.

??

Op nog geen kilometer van deze plek, aan de Molendijk, is eenaantal mensen verdronken, onder hen een moeder en twee kleine kinderen. Zewaren op weg naar Zuidzijde, waar de ouders van de vrouw woonden. De vader werdgered. Toen een muur van water hen overrompelde en van de dijk afsloeg, kwamhij onder aan de dijk in het prikkeldraad vast te zitten. Een boerenjongen,Theo Jacobs, dezelfde als hierboven genoemd, hoorde zijn hulpgeroep en heefthem losgemaakt. De reddingsactie had geen halve minuut langer moeten duren, zouitgeput waren ze.

??

Mijn vader en ik waren tijdens de ramp op familiebezoek bij een oomin Maassluis. Toen deze ons ???s morgens op de hoogte stelde van hetverschrikkelijke nieuws, kregen we via de radio het ene na het andereonheilspellende bericht te horen. Ik was dertien en vreselijk bang dat mijnmoeder, broer en zusjes iets was overkomen. Maar ik bleef voor zover ik me kan herinnerentoch vrij rustig. Mijn vader werd bijna gek van angst. Hij kon niets doen, wasmachteloos. In de Ahoy-hal in Rotterdam, waar de vluchtelingen uit hetrampgebied werden opgevangen, liep hij als een gekooide tijger heen en weer,telkens mensen aanklampend die hem mogelijk iets konden vertellen. Pas in devroege morgen van de tweede de nacht na de ramp - die van maandag op dinsdag - kwamer aan ons wachten een eind. Moeder en de kinderen waren veilig in de Ahoy-halaangekomen en in Krimpen aan den IJssel bij een gezin ondergebracht. Voor mijnvader zou de ramp ruim een jaar later nog een staartje krijgen. Hij werddepressief en lag hele nachten wakker. Dat was voor ons een moeilijke tijd.Gelukkig was hij na een paar weken al weer opgeknapt en konden we ons nieuweleven vorm gaan geven.??

??

??