Startpagina??? > ???Eigen schrijfsels??? > ???

Onderwijs in Achthuizen rond 1953

???Geert enKees, mijn oudste broers, hoefden niet naar school en liepen de hele dag maarwat rond.???

Deze zinkomt uit het verhaal van Adrie Brands, De Ramp, dat ik met grote interessegelezen heb. Adrie heeft het hier over de onderwijssituatie tijdens deevacuatie, eerst in Orthen, daarna in Oisterwijk. De opmerking lijkt eendetail, maar er schuilt een problematiek achter, waar ik graag op in wil gaan.

Dat Geert nietmeer naar school ging, was begrijpelijk. Hij was ruim zestien jaar oud en werktein Achthuizen al een paar jaar als arbeider in de landbouw. Hij droeg daarmeeeen mooi centje bij aan de inkomsten van het grote gezin van zijn ouders. Inzijn nieuwe omgeving was voor hem geen passend werk, vandaar dat hij popelde omnaar het eiland terug te keren en daar mee te gaan helpen aan het herstel.

Kees was13 jaar en nog leerplichtig. In Achthuizen zat hij tijdens de ramp in dezevende klas. In die klas zaten jongens van wie de ouders hadden besloten, dat zehun zoons niet naar het vervolgonderwijs zouden sturen. Dat was op eilandalleen maar mogelijk in Middelharnis en Sommelsdijk. Toen de broeders in 1944naar Achthuizen kwamen, had hun overste beloofd dat hij zou proberen om in hetgesticht een U. L. O.-school op te starten. Toen de orde in 1950 echter beslootom de broeders uit Achthuizen terug te trekken, was er van dit plan nietsterecht gekomen. Wie wilde doorleren moest derhalve naar Middelharnis, waar meerderevervolgscholen waren: een H. B. S., twee U. L. O. ???s, een Huishoudschool en eenAmbachtsschool. In Sommelsdijk was een Lagere Landbouwschool. De afstand naardeze scholen, ongeveer 15 km, was geen probleem. Dat vrijwel allearbeidersjongens uit Achthuizen, Zuidzijde en de Langstraat er niet heengingen, had te maken met de armoede van de grote gezinnen in die tijd. Deouders konden slechts met de allergrootste moeite de eindjes aan elkaar knopen,en dat lukte soms zelfs nog niet. Ze keken dan ook uit naar het moment, dat hunopgroeiende kinderen de leeftijd hadden bereikt om te kunnen meewerken en daarmeehun steentje konden bijdragen. Alle centjes die de toch nog jonge kinderenbinnenbrachten, werden keurig en met een zekere trots bij pa en ma ingeleverd.

Zo was ookde situatie in het gezin van Adrie. Kees kon uitstekend leren. Hij heeft zichlater als volwassene via vervolgcursussen en bijscholing ook een goedemaatschappelijke positie verworven, maar na het afronden van het zesdeschooljaar ??besloten zijn ouders, dat hijzo snel mogelijk mee moest gaan werken. Vanwege de schoolplicht mocht Kees opdat moment nog niet van school af. Voor hem en andere kinderen was er inAchthuizen de zevende klas. Het verzuim in die klas was vrij groot. Als er voorde kinderen ergens werk was, werden ze thuis gehouden. Met de naleving van deleerplicht nam men het niet zo nauw. De leerkrachten, die de nood in het dorpjekenden, zagen veel door de vingers.

Toen Keesbegin februari met zijn ouders moest evacueren naar Orthen en Oisterwijk, endaar eigenlijk naar school moest gezien zijn leeftijd, ging dat niet. In dieplaatsen was er op de lagere school geen zevende klas, en plaatsing in hetvervolgonderwijs was ook niet mogelijk, omdat Kees dat op Flakkee niet gevolgdhad. Vandaar dat ook hij in zijn nieuwe omgeving maar wat rondhing.

Wat verderingaand op de situatie in Achthuizen, herinner ik me dat een aantal jongens enmeisjes, luisterend naar achternamen als Van Vugt, Van Oorschot , Jacobs,Segers, Schwiebbe en De Waal (???de vrome tak??? zoals ik elders schreef), wel inhet vervolgonderwijs terecht kwamen. Dat was meestal op een kostschool inBrabant. Hun ouders behoorden door hun beroep, waar wat meer geld in omging danin dat van de landarbeiders, tot de meer gegoede stand. Deze ouders konden devervolgopleidingen van hun kinderen, wellicht met enige moeite, wel betalen. ??

Aan heteind van het schooljaar 1951-1952 ging Kees dus naar de zevende klas. Zijnklasgenoten Jan van Peperstraten, zoon van een middenstander, Jan de Jonge,zoon van een kleine boer, en Niek van Hooff, zoon van een landarbeider (!),gingen daar niet heen, maar trokken naar Middelharnis. Dat beide Jannen daarnaar toegingen, was niet bijzonder verwonderlijk. Niek had het geluk, dat in hetgezin van zijn ouders al een heel stel oudere broers en zusters meeverdienden,waardoor er voor hem ruimte ontstond om door te leren. Jan van Peperstratenging in eerste instantie naar de H.B.S., maar vervolgde zijn opleiding een jaarlater toch maar aan de Openbare U.L.O. Jan de Jonge en Niek van Hooff kozendirect voor de Openbare U.L.O. Niek heeft die keurig afgemaakt. Jan bleek beterop zijn plaats op de Lagere Landbouwschool.

Eind mei 1954was ook ik op de Openbare U.L.O. terechtgekomen, in de eerste klas. Van dezelfde leeftijd zijnde als Kees Brands en Jan van Peperstraten, was ik met hen ookgelijk naar de eerste klas van de lagere school gegaan in Achthuizen. Dat wasbegin september 1946 bij broeder Ireneus. Al snel ben ik bij hen een jaar achteropgeraakt.Ik werd getroffen door een toen vrij onbekende ziekte, althans in Achthuizen,de Sint Vitus Dans. Ik kreeg daar in het schooljaar 1947-1948 - ik zat toen inde tweede klas bij broeder Wilhelmo - zo rond oktober last van. Omdat de ziektedoor rust moest genezen, kon ik pas eind juni van het volgende jaar weer naarschool. Vlak voor de zomervakantie kwam broeder Wilhelmo samen met een anderebroeder te voet naar Zuidzijde om mijn moeder te vertellen dat ik zou moetendoubleren. Ik weet nog, dat ik door deze mededeling behoorlijk ontdaan was. Ookik kon goed leren, en vond dat ik mijn achterstand best kon inhalen. Ik hadthuis tijdens mijn ziekte niet stil gezeten, veel gelezen, zelfs boeken uit debibliotheek van Adam Zoon op Den Bommel. Broeder Wilhelmo was echteronvermurwbaar.

Door zijnbeslissing zat ik in het rampjaar dus nog maar in de zesde klas. Deweigerachtige houding van de broeder heeft achteraf gezien voor mij goeduitgepakt.?? Gesteld dat ik toen in dezevende klas had gezeten. Dan was de situatie voor mijn ouders vergelijkbaar geweestmet die van Kees. Als klein kind droomde ik ervan om door te leren, maar hetzal altijd voor mij een vraag blijven, of mijn ouders toen aan die wens een vervolghadden gegeven. Ik betwijfel dat enigszins, mede omdat de oudste broer van mijnvader, Zeger, het er meermalen met mijn vader over heeft gehad, dat hij me snelmee moest nemen naar het land. Zou ik tegen de druk bestand zijn geweest?

Door dewatersnood veranderde de situatie volledig. Wij evacueerden naar Maassluis,waar familie van ons woonde, en waar ik terecht kwam in de zesde klas, waarinik ook in Achthuizen had gezeten. We zouden pas eind mei 1954 in Zuidzijdeterug keren, dus toen er voor mij eind schooljaar 1952-1953 een keuze moestworden gemaakt, was die er gewoon niet. Ik moest van de lagere school af, engezien de leerplichtwet mijn onderwijs vervolgen aan een middelbare school. Diewas in Maassluis in ruime mate aanwezig, maar niet voor katholieken. Dus werdvoor mij door de nonnetjes daar bepaald dat ik naar de M.U.L.O. zou gaan inSchiedam. Wonend aanvankelijk in Maassluis, later aan de Maasdijk, ging ik elkedag met de trein en bus naar school. Ik had het er in het begin best moeilijk,vooral ook doordat ik slecht hoorde. Door keihard te werken probeerde ik deachterstand die ik toen had te compenseren, en die ijver betaalde zich uit. Opde school in Schiedam ??? een jongensschool - kende men aan de leerlingen eenklassering toe. Van alle leerlingen werden de cijfers op het rapport opgeteld,daarna werd er een klassement opgemaakt. Voor de jongens die op de lijst onderaanbungelden was deze wijze van rangschikken natuurlijk niet leuk, onderwijskundigen opvoedkundig was het eigenlijk ook niet verantwoord, maar voor mij was hetindertijd een stimulans om er tegen aan te gaan. Bij elk tussenrapport maakteik vorderingen. Na het eerste rapport, met daarop de aantekening 16/33 oftewelnr. 16 van de 33 leerlingen, steeg ik bij elk volgend rapport. Toen ik eind meide school verliet, stond er op het laatste 3/33. In Middelharnis, waar ik mevervolgens meldde op de Openbaring??U.L.O., was de directeur, S. J. Menheer, bepaald niet onder de indruk.Mogelijk keek hij gewoon over de klassering heen. Hem viel wel meteen op, datik in Schiedam twee vakken niet had gedaan, die in Middelharnis voor deleerlingen wel op het programma hadden gestaan: Duits en boekhouden. Dat ik inSchiedam twee vakken wel had gedaan, waar ze in Middelharnis nog niet aan toewaren, Engels en handelsrekenen, vond hij kennelijk niet zo belangrijk. Dat wastoekomstmuziek. Hij deelde me mee, dat ik niet over kon gaan. Ik heb me induidelijke bewoordingen tegen die beslissing verzet. Als hij niet hadtoegegeven, had ik uiteindelijk weinig tegen zijn beslissing kunnen doen. Gelukkigging hij echter met mij in discussie, een beetje geschrokken door mijn reactie.Hoe stelde ik het me voor om toch over te kunnen gaan? Met het voorstel dat ikhem voorlegde, ging hij akkoord. Ik zou van een betere leerling de schriften inde zomervakantie, want dat was het toen bijna, meenemen naar huis, en metbehulp van die schriften en de daarbij behorende boeken zou ik zelfstandig gaanproberen de achterstand in te halen. Mijnheer Menheer bepaalde nog wel ??? zijnwoorden klonken als een dreigement -, dat hij me na de vakantie twee uitvoerigetoetsen zou afnemen om te controleren of ik inderdaad met beide vakken ???bij???was. Ik had de indruk dat hij er niet in geloofde. De toegemeten tijd was krap,bovendien moest ik in de vakantie met werken op het land wat bijverdienen, maarik slaagde met glans. Zelfstandig thuis werken was gewoon mijn sterke punt. Vande lessen op school miste ik door mijn slechthorendheid behoorlijk veel. Van detoets Duits herinner ik me, dat die bij de andere leerlingen ook werd afgenomen,vooral om te controleren of ik met hen door kon gaan. ????