Startpagina??? > ???Eigen schrijfsels??? > ???

De broeders van Achthuizen 1945-1950

In 1944 moest op last van de Duitse bezetter vrijwel de gehele Achthuizense bevolking het dorp verlaten in verband met de ophanden zijnde inundatie van het eiland, ook de zusters Franciscanessen die vanaf 1865 het onderwijs in het dorp hadden verzorgd. Zij vertrokken naar verschillende tehuizen in het land. De verwachting was dat ze te zijner tijd terug zouden keren, maar dat was niet het geval. In de zomer van 1945 kreeg pastoor Dessing een brief van de algemeen overste, waarin zij de beslissing toelichtte. Er was tijdens de oorlogsjaren een nijpend gebrek aan religieuze leerkrachten in het land ontstaan. Het aantal postulanten en novicen, zusters in opleiding, nam sterk af. Deze negatieve beslissing werd door de Achthuizense bevolking als een ramp ervaren. Wat nu???
Gelukkig slaagde het kerkbestuur erin snel een oplossing te cre??ren voor het gerezen probleem. Voor pastoor Dessing was het zelfs een wonderbaarlijke oplossing, waarin hij de hand zag van Onze Lieve Vrouw en de goede Sint Jozef. De broeders van de Christelijke Scholen te Baarle-Nassau, ook wel de broeders van Saint Jean Baptist de la Salle genoemd, verklaarden zich bereid het onderwijs in Achthuizen over te nemen. Zij?? behoorden tot een orde die zich in 1908 vanuit Belgi???? in het grensdorpje had gevestigd en zich voornamelijk op het onderwijs concentreerde. Ze droegen een zwarte toog met van onder tot boven een rij kleine knoopjes en onder hun hals een grote witte bef. Dat gaf hen een potsierlijk uiterlijk, maar daaraan waren de Achthuizenaren snel gewend.
Hun vertrek naar het eiland met alles wat daarop zou volgen moet op de toen nog jonge mannen een diepe indruk hebben gemaakt. Bij het beschrijven van hun ervaringen heb ik gebruik kunnen maken van de aantekeningen van ????n van hen, broeder Augustinus. Op 12 november 1945 tegen de middag kwamen ze, vijf man sterk, met de veerboot in Sluishaven aan, om daar te worden verwelkomd door de pastoor en het gehele kerkbestuur. Met auto???s werden de mannen door de parochie gereden om kennis te maken met de Achthuizenaren. In de pastorie aangekomen werden ze begroet door kapelaan Geraets en andere notabelen van de parochie en de gemeente Ooltgensplaat, waarna ze op een warme maaltijd werden onthaald. Daarna konden de broeders hun nieuwe onderkomen bewonderen: het voormalige zusterklooster. De parochianen?? hadden hun vertrekken zo goed als zij konden in gereedheid gebracht. Maar de broeders, gewend aan het comfort van hun kamers en woonomgeving in Baarle-Nassau, zagen het bepaald niet als een vooruitgang. Het meubilair was geleend en moest terug naar de eigenaren, en beddengoed ontbrak. De sanitaire voorzieningen waren zeer gebrekkig. In het gebouw was maar ????n kachel die op cokes werd gestookt. Alle binnenmuren waren vochtig, waardoor het overal klam aanvoelde. Nieuw voor de broeders was het gaslicht. Daarmee hadden ze in Brabant nooit kennis gemaakt. Het was dan ook erg wennen aan de tere gaskousjes, die al bij de geringste aanraking kapotgingen. Omdat?? gaslicht maar beperkt beschikbaar was, moesten de broeders in grote delen van het klooster ???s avonds op de tast de weg vinden. Gelukkig kregen zij wel goed en voldoende te eten. Daar hadden de parochianen voor gezorgd. Al op de eerste dag had broeder Augustinus verklaard dat hij de leiding had over het viertal en dus ook het hoofd zou zijn van de lagere jongensschool. In de eerste nacht die de broeders in Achthuizen doorbrachten zullen ze zich zeker hebben afgevraagd wat de toekomst hun hier allemaal ging brengen.??
De volgende morgen, op 13 november, inspecteerden de broeders het naast het klooster gelegen schoolgebouw, waar ze de komende jaren de jongens zouden gaan onderwijzen. De deplorabele toestand van dit gebouw dompelde de broeders in zowel verbazing als ontzetting. Alle lokalen hadden tijdens de inundatie onder water gestaan en de invloed van eb en vloed ondergaan. Geholpen door parochianen gingen de broeders aan de slag. Met schoffels, krabbers, harken en schoppen moest de klei van muren, deuren en vloeren worden verwijderd. Deze schoonmaak vergde meerdere dagen. Toen men als laatste de schoolkelder onder handen wilde nemen, ontdekten de broeders dat het daar opgeborgen schoolarchief door het brakke water en de modder zo was aangetast, dat het in zijn geheel als verloren moest worden beschouwd. Alles wat over de bijna 80-jarige onderwijsgeschiedenis van Achthuizen was geregistreerd was weg. Een van de consequenties was dat het bestuur de door het ministerie van Onderwijs opgestuurde formulieren niet volledig kon invullen. Bepaalde gegevens waren echter vereist om opnieuw met het onderwijs in Achthuizen te mogen beginnen. Doordat het ministerie van Onderwijs het vlak na de oorlog erg druk had met overal in het land het onderwijs te reorganiseren, was daar bovendien al stagnatie ontstaan. Voor Achthuizen betekende een en ander dat het bestuur lang moest wachten voor de subsidie voor leermiddelen en gebouwen vrijkwam. Ook ontstond er achterstand in de betaling van de salarissen aan het onderwijzend personeel.??
De broeders hadden echter alle begrip voor de situatie en wierpen zich met enthousiasme en toewijding op het onderwijs aan de jongens van Achthuizen. Vanuit hun basisklooster werden ze ondersteund door hun oversten. Die kwamen regelmatig op bezoek, ter aanmoediging en om te controleren of het religieuze leven en het onderwijs daar wel overeenkwam met de leidraad van De la Salle, de stichter van hun orde. De broeder provinciaal had de broeders voorgehouden dat ???Achthuizen??? in die zin een voorbeeldschool moest zijn. Ze zouden in dezelfde sociaaleconomische omstandigheden moeten leven als de families van de kinderen die ze als leerling onder hun hoede hadden. Die leefwijze zou dus per definitie sober zijn. Voortaan moest men met de daar gewone ongemakken zien te leven. De broeders begrepen de boodschap en pasten zich er goed bij aan.??
De komst van de broeders ging met enige veranderingen gepaard. Zo werd het schoolgebouw gesplitst in een jongens- en een meisjesschool. De jongens kwamen onder de hoede van de broeder directeur en de meisjes onder die van juffrouw Annie de Waal in haar functie van waarnemend hoofd. Broeder directeur was dus algemeen hoofd van de verdeelde school. Het schoolplein werd in twee??n gesplitst, met een schutting ertussen. De jongens gingen door de hoofdingang naar binnen, de meisjes door de zijingang. Midden in de gang die door de hele school liep kwam een tussendeur met raampjes van matglas.??
De broeders gingen wonen in een gedeelte van het Sint Jozefgesticht. In de voorheen door de zusters geleide bewaarschool waren alle banken door de Duitsers stukgeslagen en de leermiddelen vernietigd. Dit gedeelte bleef ongebruikt. Na de bevrijding in mei 1945 was het ook niet gelijk mogelijk met de bewaarschool te beginnen. Er waren geen meubelen en geen leerkrachten meer, en ook ontbrak het geld. Bij de aanvang van het schooljaar 1947-1948 maakte men weer een voorzichtig begin met de bewaarschool. Als leidster werd juffrouw Kee Broeders aangesteld. Begin 1948 ging ook de modevakschool weer van start onder leiding van juffrouw Tiny Pollemans. Bovendien werden vanaf de zomer van 1948 twee lokalen in het gesticht voor het Wit-Gele Kruis gereserveerd. Daarin kwam een consultatiebureau dat in een grote behoefte voorzag in het zo kinderrijke Achthuizen.??
Hoewel de school in feite was opgesplitst, duurde het enkele jaren voor de scheiding officieel werd uitgesproken. Dat gebeurde op 1 januari 1948. De jongensschool heette voortaan Sint Jozefschool en de meisjesschool Onze Lieve Vrouweschool of in de volksmond Mariaschool. Onder de geestelijke leiding van de parochie werkten de broeders ook mee aan het verlevendigen van de kerkliturgie. Onder hen waren goede organisten die de kerkmuziek beheersten en zo steun konden verlenen aan kerkkoor en volkszang. Daarnaast kreeg het naschoolse jeugdwerk hun volle aandacht in de vorm van verkennerij, kajotters en voetbalsport. Zij besteedden daar een groot deel van hun tijd aan.??
Omdat het onderwijs ook inhoudelijke eisen stelde, volgden de broeders in Schiedam applicatiecursussen om hun vaardigheden op peil te houden. Dit stelde hen in staat ook avondschoolcursussen voor zelfstandige ondernemers, agrari??rs en middenstanders te organiseren. Ook voor de arbeiders sprongen de broeders in de bres. Ze ondersteunden het werk van de rooms-katholieke landarbeidersbond Sint Deusdedit die zich inspande voor de cultivering van zijn leden. Zo werden er in het patronaat toneelavonden georganiseerd waarvoor broeder Augustinus als regisseur fungeerde. Hij was niet bepaald onder de indruk van het niveau van acteren, maar zag wel in hoe sterk de teamgeest bevorderd werd door het samen repeteren, vergaderen en samenwerken. En dat was toch het voornaamste doel!??
In de jaren na de oorlog ontstond in Achthuizen het plan om voor de plaatselijke slachtoffers een monument op te richten. Het was broeder Augustinus die met een idee daarvoor kwam, dat ook uitgevoerd werd. Omdat kroonprinses Juliana en haar man prins Bernhard in 1947 Goeree-Overflakkee zouden bezoeken, maakte pastoor Dessing zich er hard voor het paar ook naar Achthuizen te laten komen om een krans bij dit monument te leggen. Door een erehaag, gevormd door jeugdverenigingen, gidsen, verkenners en kajotters, liepen prinses en prins naar het monument waaromheen de schooljeugd was opgesteld. Na de kranslegging werd een minuut stilte in acht genomen. Het was een belangrijk historisch moment. Via de radio werd kond gedaan van het gebeuren door verslaggever Paul de Waard. Voor even was Achthuizen landelijk nieuws.??
1948 zou voor de broeders een ???onbehagelijk??? jaar worden. Vanuit Rome was verordonneerd dat religieuze onderwijzers zich meer op stedelijke industriegebieden moesten concentreren. Daar zou de nood het hoogst zijn. Scholen binnen parochies in landelijke gebieden met een al aardig ontwikkeld godsdienstig leven zou men wel kunnen verlaten. De broeders besloten zich hiertegen te verzetten. Als kleine katholieke enclave op een gereformeerd eiland kon Achthuizen hen zeker niet missen. Hun brieven en woorden waren echter aan dovemans oren gericht, en de oversten waren het met de hoge kerkelijke autoriteiten eens. In augustus 1949 werd broeder Augustinus weggepromoveerd. Kort daarna, op 31 augustus 1949, ontving het kerkbestuur per telegram het bericht dat het huis van de broeders van de Christelijke Scholen in Achthuizen zou worden opgeheven. Op 22 april 1950 werd dit?? schriftelijk bevestigd door broeder Johan, provinciaal overste van de congregatie. De broeders zouden per 1 september 1950 hun ontslag nemen. Broeder Johan sprak zijn dank uit aan het kerkbestuur voor het in de congregatie gestelde vertrouwen en de prettige wijze waarop met de broeders was samengewerkt. Hij betreurde het dat ???door omstandigheden??? deze samenwerking niet kon worden voortgezet: ???De mens wikt, God beschikt.?????
Ik heb vier jaar van de broeders les gehad. Van sommigen herinner ik me de namen: Vincentius, tweemaal Ireneus, Amandus en Wilhelmo. Ook was er een man die wij ???broeder kok??? noemden. Hij maakte het eten voor zijn medebroeders klaar en deed de huishouding. Elke middag om twaalf uur toeterde hij steevast op zijn trompet om aan te geven dat het etenstijd was. Broeder Amandus was bij ons jongens bijzonder populair, omdat hij geen gelegenheid voorbij liet gaan om met ons te voetballen. In de betrekkelijk korte periode dat zij in Achthuizen waren, hebben de broeders zich erg geliefd gemaakt bij de bevolking.????